Zonnepanelen en de digitale meter

Er was de laatste tijd veel te doen over de zonnepanelen in Vlaanderen. CORE schetst daarom graag even het volledige verhaal en helpt je zo de situatie correct in te schatten.

Op 14 januari 2021 besliste het Grondwettelijk Hof dat eigenaars van zonnepanelen, geplaatst voor 2021, geen beroep meer konden doen op het principe van de terugdraaiende teller. Aanvankelijk was aan deze mensen echter beloofd dat ze nog 15 jaar lang gebruik mochten maken van hun terugdraaiende teller, waarbij ze werden gecompenseerd voor de overtollige stroom die ze produceerden aangezien deze teller letterlijk terugdraait. De elektriciteit die hiermee op het net wordt gezet vormt een extra belasting op het elektriciteitsnet, waardoor men nu met deze afschaffing prosumenten wil belonen die het netwerk minder belasten.

Ook tijdens de uitrol van de nieuwe digitale meter bleef dit in eerste instantie mogelijk, waarbij deze meter virtueel terugdraait. Reeds 101.000 Vlaamse gezinnen met zonnepanelen hebben al zo’n digitale meter. Voor deze mensen was het vernietigen van de regelgeving omtrent de terugdraaiende teller natuurlijk geen fijn nieuws, zij hoopten nog een hele tijd beroep te doen op dit principe. De installatie van een digitale meter maakt voor deze mensen de aankoop van zonnepanelen een stuk minder interessant, of zo lijkt het althans toch.

Voor de eigenaars van zonnepanelen zonder terugdraaiende teller werd recent een vergoeding beloofd door minister van Energie Zuhal Demir tussen 1300 en 1700 euro voor een gemiddelde installatie, samen goed voor ongeveer 500 miljoen euro. Een erg overhaaste beslissing die enkel te verantwoorden valt voor eigenaars met sterk overgedimensioneerde installaties volgens ons. Voor gemiddelde huishoudens met een jaarverbruik van ca. 3500 kWh met een installatie van 3 à 4 kWp blijven zonnepanelen voldoende rendabel en kon dit geld nuttiger worden ingezet voor de ontwikkeling van nieuwe duurzame energie-installaties. Wel zorgt de digitale meter ervoor dat prosumenten hun gedrag moeten aanpassen om hun verbruik beter af te stemmen op hun energieproductie, waarbij een drempel van minimaal 30% zelfconsumptie als vuistregel kan dienen voor een rendabele installatie met acceptabele terugverdientijd.

Onderstaande grafieken tonen de ‘Internal Rate of Return’ en terugverdientijd van een installatie met digitale meter. Er werd gekeken naar een gemiddeld gezin met een elektrisch jaarverbruik van 3500 kWh en bijhorende zonnepaneelinstallatie van 3kWp. De elektriciteitsprijs van het net is vastgelegd op 0.26 EUR/kWh en de injectievergoeding bedraagt 0.04 EUR/kWh. De investeringskost voor de installatie is geschat op ca. 5000 EUR. Rekening houdende dat dergelijke installatie jaarlijks 2700 kWh zonne-energie produceert, kan worden bepaald dat de eigenaar bij zelfconsumptie 0.17 EUR/kWh winst verkrijgt terwijl tijdens injectie op het net 0.05 EUR/kWh verlies wordt gemaakt. Iedere kWh die gedurende 20 jaar geproduceerd wordt door deze installatie heeft bijgevolg een kost van 0,09 EUR/kWh.

Beide grafieken tonen aan dat ca. 30% zelfconsumptie vereist is voor een rendabele installatie met de digitale meter. De IRR stijgt in dit geval boven 2% – meer dan verkregen wordt op uw bankrekening – en ook de terugverdientijd zakt onder 20 jaar, doorgaans de levensduur van zonnepanelen. In de eerste plaats is een correcte dimensionering dus cruciaal om een verhoogd percentage zelfconsumptie mogelijk te maken. Hierbij zorgt de basislast (sluipverbruik, koelkasten etc.) reeds voor 15-20% zelfconsumptie. Voor het resterende gedeelte dien je zelf te zorgen door je verbruiksgedrag hierop af te stemmen en elektrische toestellen, zoals wasmachines, veelal overdag in te schakelen. Bijkomende investeringen die het zelfverbruik drastisch kunnen verhogen zijn o.a. de installatie van een thuisbatterij, energieopslag in een boiler of warmtepomp en een elektrische wagen.

Kortom kunnen we concluderen dat zonnepanelen sinds de afschaffing van de terugdraaiende teller iets minder rendabel zijn en dat ook de terugverdientijd met enkele jaren is verlengd. Toch leveren deze installaties ons al die tijd milieuvriendelijke stroom en blijven ze ook economisch voordelig voor de consument mits een juiste dimensionering en een verhoogd percentage aan zelfconsumptie. Een toename aan hernieuwbare energie is toch wat uiteindelijk primeert?


ENERGIE-fietsen 2022

ENERGIE-fietsen 2021

Vlaamse Scriptieprijs 2020

EOS-scriptieprijs 2019

close

{{ popup_title }}

{{ popup_close_text }}

x